DIRK VAN BASTELAERE De wind uit het elders
terug naar fondslijst
home
|
|
file:\\ druksel \ fondslijst \ dirk van
bastelaere \ tijd cultuur
De verschrikking die ons wacht door Daniël Rovers in Tijd cultuur, 23 april 2003
'De wind uit het elders - in praise of Barnett Newman' heet
de nieuwste dichtbundel van Dirk van Bastelaere voluit. Van
Bastelaere, sinds zijn debuut in 1984 toonaangevend in de Nederlandstalige
poëzie, ontving voor zijn laatste bundel 'Hartswedervaren'
(2000) de driejaarlijkse Staatsprijs voor de Vlaamse poëzie.
'De wind uit het elders' is een fragmentarisch essay over het
werk van de Amerikaanse kunstenaar Barnett Newman. Een lofzang
op de schilder van het sublieme en een bezinning op de dood.
De twaalf gedichten die 'De wind uit het elders' telt, confronteren
de lezer met het werk van de beeldend kunstenaar en intellectueel
Barnett Baruch Newman (1905-1970), Barney voor vrienden. 'Welkom
in het rood aan het einde / van de wereld', zo begint de bundel.
Met het rood wordt het scharlaken bedoeld van het grootste doek
dat Newman ooit schilderde, het meer dan zes meter brede 'Anna's
Light', een monochroom ingesloten door twee verticale witte
lijnen. Dergelijke lijnen, die de grote kleurvlakken in Newmans
werk verdelen of, vanuit een ander perspectief, juist bij elkaar
houden, noemde de schilder 'zips'. Het zijn lijnen die niets
willen representeren, lijnen die alleen maar een breuk zijn,
'een haarscheur in het bot van de wereld' zoals Van Bastelaere
in een van de weinige echt lyrische regels in deze bundel stelt.
In zijn essays, zoals het invloedrijke 'The sublime is now'
uit 1948, heeft Newman altijd zijn roeping verwoord om juist
het onzichtbare, het onbepaalde in deze wereld, het hier en
nu, te tonen. Hij wilde zeker niet terugvallen op het in zijn
ogen Europese dictaat van de representatie, waarbij het wonder
altijd wordt gesitueerd in een hiernamaals. Newman wilde het
'hiernumaals' vastleggen en oproepen, het wonder, zoals Jean-François
Lyotard ooit stelde, 'dát er iets is', een wonder dat
voorafgaat aan elke vraag naar het wát, voorafgaat aan
welke representatie dan ook. De 'zips' van Newman bieden dus
geen uitzicht op een mooiere of bovennatuurlijke wereld. Zo
ook niet de witte lijnen in het schilderij 'Anna's Light', dat
Newman schilderde na de dood van zijn moeder in 1968. Newmans
'stralen' bieden ons geen uitzicht op gestorven dierbaren, maar
wijzen ons eerder op het feit dat we op ieder moment met hen
verbonden zijn, dat de opening naar het niets altijd openstaat.
In een poging recht te doen aan het werk van Newman, vervalt
men al snel in een soort new-agegewauwel. We bevinden ons aan
de rand van wat gezegd kan worden, en het is net die rand die
door Dirk van Bastelaere in zijn gehele oeuvre is betast en
ontgonnen. '...in het nuhier/ toont zich de grens / als het
spreken, in zichzelf vernield', schrijft Van Bastelaere in het
gedicht 'Anna's Light'. Hier, in het gedicht en het schilderij,
wordt de grens van het spreken voelbaar, wat gepaard gaat met
een zekere destructiedrift, met het verlangen om het onnoembare
de baas te blijven. Dat was het verlangen van de 44-jarige man
die in 1997 in het Amsterdamse Stedelijk Museum het prachtige
droomblauwe 'Cathedra' met een stanleymes te lijf ging, naar
eigen zeggen omdat hij Newman een charlatan vond. Dezelfde man
had in 1986 ook al 'Who's Afraid of Red, Yellow and Blue III'
met een mes toegetakeld. Van Bastelaere laat de man met het
mes en die drift die in hem zetelde optreden in het openingsgedicht.
Hij laat het wonder van de twee 'zips' in 'Anna Light' uitlopen
op de destructie door het mes: 'Als het wit aan het einde /
van het rood niet aan het einde van de wereld zat / was het
een haal met een mes / dat in de snee het geopende sluit'. 'The
self, terrible and constant, is for me the subject matter of
painting.' Dit citaat van Newman gaat vooraf aan 'De wind uit
het elders'. Het biedt een opening naar het werk van de schilder
Newman én dat van de dichter Van Bastelaere, die in zijn
hele oeuvre begaan is geweest met de verhouding tussen het zelf,
de kunst en de wereld. Zo nam Van Bastelaere in de bundel 'Pornschlegel'
(1988) de reeks 'Bolronde spiegel' op. Daarin spiegelde de dichter
zich, geïnspireerd door Ashbery's 'Self-Portrait in a Convex
Mirror', aan een aantal kunstwerken, waaronder Jan van Eycks
'De Arnolfini-bruiloft'. Zoals bekend nam Van Eyck in zijn meesterwerk
een bolronde spiegel op, met zijn handtekening in de spiegellijst,
waarin een onbekende figuur, mogelijk de schilder, te ontwaren
valt. In het gedicht over 'De Arnolfini-bruiloft' zette de dichter
Van Bastelaere het lot van het bruidspaar, 'het paar uit het
elders' dat in een 'kerkvloer van hardsteen' zal vervallen,
af tegen het lot van 'de man in het midden. / Zich noemend Van
Eyck'. Die man is de kunstenaar, die zich afzijdig houdt, maar
toch in het schilderij, in elke penseelstreek, aanwezig is en
zich zo de tijd uit zal kunnen smokkelen. Zo ook wil de dichter
zich opstellen. De laatste paradoxale regels van het gedicht
luidden dan ook: '...dankzij afzijdigheid / Zal hier zijn geweest
/ De spiegelman Dirk van Bastelaere.' Maar natuurlijk is hiermee
het lot van het bruidspaar, waarin elke beschouwer zijn eigen
lot kan herkennen, nog niet weggeschreven. Het 'paar uit het
elders' doemt dan ook opnieuw op in 'De wind uit het elders'.
Het vormt de belichaming van het besef van 'de verschrikking
die ons wacht', zoals Van Bastelaere stelt. Het is diezelfde
verschrikking die toeslaat als men voor een schilderij van Barnett
Newman staat, zoals het werk 'Onement I'. In het gelijknamige
gedicht sluit Van Bastelaere af met de volgende strofen: 'Het
ondenkbare speelt zich / voor je ogen af // In ziening / In
splijting van kijken en beeld / In de ening van de verdeling
/ van zipping en gronding / In de ening / De plek waar de wind
/ uit het elders je treft / en doodsbang maakt.' Men kan zich
afvragen of een bundel gedichten over het sublieme en Barnett
Newman niet wat achterhaald is. Het sublieme, hebben we daar
in de jaren tachtig en negentig niet al lang genoeg bij stilgestaan?
In dat geval zou men redeneren volgens de logica van de markt,
die er een van dwangmatige vernieuwing is, zoals Lyotard al
eens schreef in zijn essay over Newman getiteld 'Het sublieme
en de avant-garde'. Eerder is het tegendeel waar. Het sublieme
is in de loop der jaren alleen maar een nijpender probleem geworden.
Want in een tijd geterroriseerd door beelden wordt een simpele
maar verstrekkende hiernu-ervaring zeldzaam. 'Telkens vindt
het beeld de wereld voor je uit', stelde Dirk van Bastelaere
in zijn derde bundel 'Diep in Amerika'. Beelden zijn het die
ons beletten een eerlijke verhouding met het ons omringende
aan te gaan. 'Als een mes door de boter', stond vanochtend boven
een artikel over de zo 'voorspoedig' verlopen oorlog in Irak.
Door dergelijke beelden overspoeld dreigen we langzamerhand
omringd te worden door wat Dirk van Bastelaere in deze bundel
'een somber panorama' noemt. In het gedicht 'Vir heroicus sublimis'
schetst hij het uitzicht: '...in ons werd gebouwd / een somber
panorama, / met verkeersaders, stranden, chemische grond, drinkplaatsen,
eindeloos / rangerende treinen in ondergrondse stations / dag
en nacht van binnen / verlicht door elektronica'. In die context,
binnen dit panorama beelden durven te scheppen die een opening
naar het soms angstaanjagende elders creëren: dat is de
taak van de kunstenaar. In 'De wind uit het elders' onderzoekt
Dirk van Bastelaere aan de hand van Barnett Newman eerder de
mogelijkheidsvoorwaarden voor dergelijke openingen, dan dat
hij ze zelf schept. In die zin is dit zowel de meest verwijzende
als de meest gesloten bundel die de dichter ooit schreef.
|